De “mensenrechtenaanpak”
Meestal wordt de toegang tot voedsel louter als een fundamentele behoefte beschouwd. De aanpak via de rechten van de mens gaat echter verder: zij beschouwt voeding als een fundamenteel mensenrecht.
Deze wettelijke verplichting werd door meer dan 160 Staten erkend in het ondertekende Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR). Artikel 11 van dit internationaal verdrag uit 1966 luidt als volgt:
- 1. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen het recht van een ieder op een behoorlijke levensstandaard voor zichzelf en zijn gezin, daarbij inbegrepen toereikende voeding, kleding en huisvesting, en op steeds betere levensomstandigheden. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag nemen passende maatregelen om de verwezenlijking van dit recht te verzekeren, daarbij het essentieel belang erkennende van vrijwillige internationale samenwerking.
- 2. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, het fundamentele recht erkennende van een ieder gevrijwaard te zijn tegen honger, nemen zowel zelfstandig als door middel van internationale samenwerking de maatregelen, waaronder mede begrepen bijzondere programma’s (…)
Het is opmerkzaam vast te stellen dat de hervorming van het agrarisch stelsel als zodanig omvat wordt in artikel 11 betreffende het recht op voedsel van het IVESCR. De mensenrechten zijn een krachtig middel omdat zij de landloze gezinnen en elke gemarginaliseerde groep van steun door het international recht voorziet in hun strijd tegen hun overheden. De toegang tot grond wordt inderdaad door vele landen als een recht erkend, maar haar realisering wordt langs vele kanten tegengewerkt. In deze context is de strijd tegen honger met de mensenrechten als invalshoek (en niet langer voedselhulpprogramma’s of de ontwikkeling van internationale handel) van kapitaal belang. Deze aanpak nodigt immers uit tot een discussie omtrent het recht van volkeren en de plichten van Staten.