Climate Smart Agriculture : Hoe de agro-industrie haar positie versterkt door valse oplossingen te promoten
Door Hanne Flachet, verantwoordelijke beleid en onderzoek, FIAN Belgium
Vandaag lijden 815 miljoen mensen honger in de wereld. 50 % van hen produceren zelf voedsel en 80 % leeft op het platteland [1]. De mondiale voedselproductie staat bovendien onder druk door klimaatopwarming, waardoor honger nog dreigt toe te nemen. Tegelijkertijd is het huidige dominante agro-industriële landbouw- en voedselsysteem verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de broeikasgasuitstoot. Tussen 44 en 57 % van de totale broeikasgasuitstoot is afkomstig van ons mondiale voedselsysteem via landbouw, ontbossing, transport, verwerking en verpakking, opslag en afval [2]. Een transformatie van het voedselsysteem is daarom noodzakelijk. Enerzijds om de honger de wereld uit te helpen en voedselproducenten weerbaar te maken. Anderzijds om de impact van de landbouw op het klimaat terug te dringen. Over de vraag wat deze transformatie moet inhouden en hoe die bewerkstelligd kan worden, lopen de meningen, vaak gestuurd door de verschillende belangen, fundamenteel uiteen.
Aan de ene kant van het debat staan de voorstanders van het agro-ecologische model, gesteund door boeren- en boerinnenbewegingen, sociale bewegingen, onderzoekers en NGOs. Agro-ecologie is een concept in volle ontwikkeling. Het verwijst naar wetenschappelijk inzicht, een verzameling van landbouwtechnieken en -praktijken, en een sociale beweging. De focus ligt op duurzame, lokale, autonome en sociale voedselproductie met respect voor de rechten, noden en kennis van de mensen die het voedsel produceren(Voor meer info over agro-ecologie zie artikel 3 in deze Beet the System). Daartegenover staat het agro-industriële model waarbij de focus ligt op mechanisatie, productiviteitsverhoging en efficiëntie. Dit model is sterk afhankelijk van intensieve monoculturen, externe chemische inputs en zware investeringen en leidt tot schaalvergroting en concentratie van macht binnen het voedselsysteem. Oplossingen voor klimaatverandering binnen dit model zijn vooral gericht op het verhogen van de output per hectare. Daarbij wordt gesteld dat technieken als GGO’s en precisielandbouw nodig zijn. Technologie en niet een systemische verandering vormt de oplossing voor het klimaat en voedselprobleem binnen dit model.
Beide modellen kunnen niet samen bestaan, want de agro-industriële landbouw slorpt steeds meer land en noodzakelijke natuurlijke hulpbronnen op ten koste van andere landbouwpraktijken. Vandaag verbruikt de industriële voedselketen 75 % van de landbouwgrondstoffen terwijl het slechts 30 procent van de mondiale bevolking [3] voedt. Met andere woorden , ons landbouw- en voedselsysteem staat op een kruispunt. Verder gaan met een « geöptimaliseerde » business as usual dat lokale voedselproductie en het klimaat vernietigt of het landbouwsysteem radicaal omvormen om de huidige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden.
De opkomst van Climate Smart Agriculture als nieuw paradigma
De oplossing die binnen deze context een tiental jaar geleden vanuit internationale instellingen naar voor geschoven werd wilde de verschillende modellen integreren. Climate Smart Agriculture (CSA) werd in 2010 geïntroduceerd door de FAO als een “win-win” aanpak om duurzame voedselproductie onder klimaatsverandering te garanderen. CSA heeft drie hoofddoelstellingen : mitigatie (daling uitstoot broeikasgassen), adaptatie (weerbaarheid tegen klimaatsverandering) en een duurzame toename van productiviteit en inkomsten in de landbouw om voedselzekerheid en ontwikkeling te realiseren. CSA wordt voorgesteld als het ideale model dat de verschillende actoren kan samenbrengen rond een gemeenschappelijk doel en zo de nodige transitie in gang kan zetten.
CSA wordt gepromoot door grote institutionele actoren zoals de VN, de FAO en de Wereldbank, maar ook door landbouw onderzoeksinstellingen zoals Consultative Group for International Agricultural Research (CGIAR). CSA maakt deel uit van het voedsel- en landbouwbeleid en het ontwikkelingsbeleid van verschillende nationale overheden waaronder België [4]. Donoren zoals GIZ en de Wereldbank hebben CSA in hun strategieën voor voedselzekerheid en reductie van broeikasgasuistoot [5] geïntegreerd. Ook binnen de Europese Unie leeft dit paradigma sterk.
Het CSA model ondermijnt radicale verandering
CSA is een eerder vaag concept waarbinnen een groot spectrum aan praktijken en technieken mogelijk zijn die variëren op vlak van schaal, uitkomst en doel. Elke praktijk die aan de vooropgestelde doelstellingen voldoet kan onder de CSA noemer vallen. Van kleinschalige initiatieven ter bevordering van agroforestery volgens brede agro-ecologische principes tot monoculturen van koolzaad op industriële schaal met gemechaniseerde no-till [6] praktijken die afhankelijk zijn van GGO-gewassen en intensief gebruik van glyfosaatherbiciden [7].
CSA slaagt er niet in om aan de funderingen van het huidige globale voedselsysteem te raken en de bestaande machtsrelaties te veranderen. Door praktijken uit de verschillende landbouwmodellen toe te laten en te promoten, verhult CSA het bestaande conflict tussen deze modellen. Het resultaat is een « geoptimaliseerde » business as usual. Het is niet verrassend dat CSA gesteund wordt door de agro-industrie. Onder de vlag van CSA versterkt de agro-industrie zijn positie. Het is dan ook logisch dat de kritiek op CSA niet uit bleef. In 2015 naar aanleiding van COP21 formuleerde een mondiale coalitie van meer dan 350 boeren- en sociale bewegingen en middenveldorganisaties een kritiek onder de titel : « Don’t be fooled ! Civil society says NO to “Climate Smart Agriculture” and urges decision-makers to support agroecology ». Hierin waarschuwen ze dat CSA radicale transformatie en de ontwikkeling van agroecologische praktijken ondermijnt.
Hoe komt het dat een goed bedoelde aanpak als antwoord op een reëel probleem uitgroeit tot een benadering die vooral de huidige situatie in stand houdt in plaats van de beoogde verandering te brengen ? Een van de voornaamste problemen is dat de geformuleerde doelstellingen te vaag en ontoereikend zijn. Bovendien werden er geen criteria opgesteld die aangeven welke technieken en praktijken al dan niet « climate smart » zijn. Ten tweede, staat CSA open voor alle type actoren. Het resultaat is dat CSA een reflectie vormt van de ongelijke machtsverhoudingen in het globale voedselsysteem. De meest machtige actoren hebben sterk hun stempel kunnen drukken op de Climate Smart benadering.
1. Ontoereikende doelstellingen en gebrek aan criteria
De doelstelling vertrekken vanuit een zeer technische en marktgerichte analyse van het probleem. Honger wordt gereduceerd tot een productiviteitsprobleem in plaats van een probleem van ongelijkheid en armoede. Vandaag wordt er op mondiaal niveau voldoende voedsel geproduceerd om iedereen te voeden [8] . Toch lijden mensen honger. De vraag wie het voedsel produceert en controleert is daarom van essentieel belang en krijgt binnen CSA geen of te weinig aandacht. De technieken die naar voor geschoven worden binnen CSA leiden tot privatisering en concentratie van inputs zoals land, water, zaden,… wat nefast is voor voedselzekerheid en voedselsoevereiniteit. De echte vraag is daarom : wat moet ons landbouwmodel produceren, door wie en voor wie ?
De doelstellingen focussen bovendien vooral op productie waarbij een meer holistische visie ontbreekt. De focus ligt op het opdrijven van output per hectare. Hierbij vergeet met de vele diverse functies van landbouw zoals het behoud van biodiversiteit en de socio-economische leefbaarheid in rurale gebieden [9] . Ook de nutritionele kwaliteit van de output krijgt weinig aandacht. De doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen te verlagen, neemt de indirecte uitstoot niet in rekening (productieproces van de inputs en impact op de marktvraag). Bovendien worden de negatieve impacten van pesticides op het milieu (grond, water, biodiverstiteit) over het hoofd gezien. Ook voor weerbaarheid ligt de focus vooral op weerbaarheid van de productie en wordt er niet gekeken naar de weerbaarheid van de boer of boerin ten opzichte van het economisch en ecologische systeem dat diversiteit en autonomie vereist.
Climate Smartness wordt bovendien beoordeeld op basis van relatieve verandering [10]. Zo kan een techniek die de uitstoot van broeikasgassen vermindert, maar nog steeds zeer vervuilend is en een verdere concentratie van grond en daling van biodiversiteit in de hand werkt toch nog onder de CSA noemer vallen.
2. De dominante actoren bepalen het model : de meststoffenindustrie zwaait de plak
Binnen de verschillende actoren die invloed uitoefenen op de CSA agenda en de praktijken die binnen het paradigma passen, speelt het Global Alliance voor Climate Smart Agriculture (GACSA) een belangrijke rol. GACSA is een multistakeholder platform dat werd gelanceerd in 2014 tijdens de mondiale klimaattop in New York. Verschillende VN-instellingen ondersteunen het initiatief waaronder FAO. Het staat open voor alle type actoren en sectoren op voorwaarde dat ze de doelstellingen onderschrijven. De actoren moeten echter geen verantwoording afleggen met betrekking tot de realisatie van de doelstellingen. Bovendien bestaan er geen mechanismen die machtsonevenwichten kunnen compenseren.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de agro-industrie en meer bepaald producenten van synthetische meststoffen een prominente plaats innemen binnen het GACSA terwijl dat landbouwerorganisaties zwaar ondervertegenwoordigd zijn [11]. De productie van kunstmeststoffen is goed voor ongeveer 1 à 2 procent van de globale energieconsumptie en 1 à 2 procent van de globale broeikasgasuitstoot. Het gebruik van deze meststoffen drijft de uitstoot nog op. Kunstmeststoffen zijn de grootste oorzaak van broeikasgasuitstoot binnen de landbouwsector. Een goed voorbeeld is Yara, een bedrijf dat voor 40 % in handen is van de Noorse overheid en de markt voor Nitrogeen meststoffen domineert. Het is Yara die de lobby voor schaliegasontwikkeling in Europa coördineert en die een groot deel van het gas consumeert afkomstig van fracking in de VS [12].
Het roept grote vragen op dat bedrijven die economisch volledig afhankelijk zijn van de productie en verkoop van kunstmeststoffen, een plaats krijgen binnen het Alliance. Dit is echter niet toevallig. De meststoffenindustrie voerde al enkele jaren druk uit op overheden om een multistakeholder platform op te richten [13]. Via GACSA kan de agro-industrie een sterke greep houden op het beleid en de financiering van internationale organisaties rond landbouw en klimaat. De dreiging van klimaatopwarming voor onze voedselproductie wordt zo gebruikt om de ontwikkeling van het agro-industriële landbouwmodel te versterken en te versnellen [14].
Het GASCA is niet het enige multistakeholder initiatief waarbij bedrijven die mede- verantwoordelijk zijn voor het probleem erin slagen om zich als deel van de oplossing te profileren. Ander goed gedocumenteerde voorbeelden zijn de “SUN Initiative” en de “Global Alliance for Food Security and Nutrition” dat verschillende actoren verzameld om een oplossing te vinden voor honger in de wereld [15] en om duurzame groei in Afrika te waarborgen [16]. Het oprichten van multistakeholder initiatieven is een bewuste strategie van de privésector om controle te krijgen over debatten die een bedreiging vormen voor hun voortbestaan. Sinds de jaren 90 zijn dit soort partnerschappen aan een opmars bezig. Het gebruikte narratief is de nood aan pragmatische oplossingen voor complexe problemen en compromissen tussen de verschillende actoren. Zo worden politiek-economische vraagstukken zoals klimaatopwarming, armoede en ontwikkeling herleid naar technische problemen die middels goede samenwerking en voldoende financiering opgelost kunnen worden. Ondernemingen worden deel van de oplossing, niet het probleem en structurele verandering blijft uit. Wat deze multistakeholder platformen gemeen hebben is dat ze uitgaan van vrijwillige praktijken, vage doelstellingen en gebrek aan transparantie en verantwoording. Ze voorzien geen mechanismen die de onevenwichtige machtsverhoudingen kunnen compenseren. De focus op pragmatische en actie georiënteerde oplossingen laat weinig ruimte voor diepgaande analyse van de problemen.
Een echte transitie moet de bestaande machtsrelaties aantasten
Indien we een echte transitie van ons landbouw en voedselsysteem willen realiseren is het essentieel om ons te verzetten tegen valse oplossingen zoals CSA, maar ook steeds alert te blijven voor de mogelijk co-optatie door de agro-industrie van echte oplossingen. Echte verandering kan enkel komen van praktijken die de bestaande machtsrelaties doorbreken. Dit vereist duidelijke doelstellingen en criteria waaraan de doelstellingen kunnen worden afgetoetst. De doelstellingen moeten raken aan de fundamenten van het huidige systeem zoals de controle over land en andere grondstoffen en moeten bijdragen aan voedselsoevereiniteit. Anderzijds is er nood aan een aanpak die vertrekt vanuit de mensenrechten. Dit wil zeggen dat de meest kwetsbare en de mensen die het meeste impact zullen ondervinden, centraal staan bij politieke beslissingen.
In tijden waarin McDonalds en Carrefour hun eigen agro-ecologisch charter promoten is het essentieel om te benadrukken dat het niet de multinationals van deze wereld zijn, maar wel de miljarden boeren en boerinnen die 70 procent van de mondiale voedselproductie in handen hebben [17], die het landbouw en voedselsysteem van de toekomst vorm kunnen geven.