Werk aan de winkel voor de Belgische Ontwikkelingsbank (BIO)
Gepubliceerd op 17 mei door Mo* - België wil via “ontwikkelingssamenwerking”* de strijd tegen voedselonzekerheid en de klimaatcrisis aangaan. Dat doet ze onder meer via de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkeling (BIO). 11.11.11 en de Coalitie Tegen de Honger hebben echter vragen bij de werking en de filosofie van BIO. ‘We vragen een democratisch debat over BIO zodat het de mensenrechten respecteert en in samenhang met de rest van de Belgische “ontwikkelingssamenwerkingsactoren” handelt.’
Investeringen in palmplantages stroken volgens 11.11.11 en de Coalitie Tegen de Honger niet met het ontwikkelingsbeleid van de federale overheid.
Meer kwaad dan goed?
BIO kwam enkele jaren geleden reeds in opspraak omwille van haar financiering aan het bedrijf Feronia in de Democratische Republiek Congo. Dat bedrijf, dat tienduizenden hectaren grote palmolieplantages beheert, bleek betrokken te zijn bij landroof en schendingen van de mensenrechten. Het conflict over de door Feronia beheerde grond en de niet-naleving van de rechten van de werknemers leidden tot verschillende protesten. Demonstraties die telkens met geweld de kop werden ingedrukt door de politie en het private veiligheidspersoneel van het bedrijf.
Een zoveelste onderzoek en interpellaties door Congolese, Belgische en internationale ngo’s, leidde ertoe dat minister van Ontwikkelingssamenwerking Meryame Kitir in 2021 aankondigde de Belgische steun aan het Feronia-project te stoppen. Een zekere overwinning, maar de schade die Feronia aanrichtte wordt er niet door ongedaan gemaakt. Bovendien ontbreekt het aan oplossingen om de lokale bevolking te vergoeden.
Vormt Feronia de uitzondering?
Het Feronia-project is met voorsprong de slechtste investering van BIO sinds haar oprichting. Toch is het cruciaal om te beseffen dat ook andere financieringen van BIO ernstige vragen oproepen. Neem bijvoorbeeld voedselzekerheid. BIO financiert talrijke projecten die het recht op voedsel meer bedreigen dan garanderen. Grootschalige projecten van de agro-industrie met problematische sociale en milieueffecten, enorme plantages die gepaard gaan met omstreden landaankoop of landroof en steun voor de chemische en petrochemische industrie die vaak afhankelijk zijn van olie.
BIO beheert allesbehalve een voorbeeldportefeuille qua verantwoorde investeringen.
Op vlak van energieinvesteringen springen de activiteiten Tozzi Green en Azito IV in het oog. Uit het onderzoek blijkt dat de energieproductie van Tozzi Green via grootschalige waterkrachtcentrales in Madagascar op de lange termijn de energierekening voor de bevolking deed te stijgen. Sinds 2010 steunt BIO de uitbreiding van het Azito-project, een gasgestookte elektriciteitscentrale in Ivoorkust. De bewoners van de dorpen Azito en Yopougon in de buurt zagen hun voornaamste inkomsten uit de visserij geleidelijk aan wegvallen door de vervuiling van de centrale. Ondanks de lopende rechtszaak van de dorpsbewoners voor landcompensatie als gevolg van onvrijwillige hervestiging, investeerde BIO in 2019 toch nog in de uitbreiding van het project.
BIO moet daarnaast de Belgische richtlijnen voor de internationale klimaatfinanciering volgen. Investeringen in fossiele brandstoffen zoals gasgestookte centrales stroken hier niet mee. BIO besloot dan ook recent om vanaf 2021 niet meer te investeren in nieuwe gascentrales. Een stap voorwaarts. Toch kende ze in 2021 nog een lening van 3 miljoen dollar toe aan XpressGas, een Ghanees bedrijf dat vloeibaar petroleumgas transporteert en verkoopt. Hoewel deze investering niet gericht is op de exploitatie van gas, blijft BIO op deze manier wel betrokken in de productieketen van fossiele brandstoffen. Gas heeft bovendien geen meerwaarde voor de lokale bevolking, want hernieuwbare energie is op korte termijn goedkoper .
Een visie op “ontwikkeling” die vragen oproept
BIO beheert dus allesbehalve een voorbeeldportefeuille qua verantwoorde investeringen.
Minister Kitir besliste ondertussen om niet meer te investeren in fossiele brandstoffen, geen steun meer te geven aan agrobrandstoffen en uit Feronia te stappen. Helaas toont de studie aan dat dit niet volstaat. De werkwijze van BIO geeft niet voldoende garanties dat haar investeringen geen negatieve impact hebben.
Publieke middelen gebruiken, vereist verantwoording en transparantieplicht aan de Belgische staat en belastingbetalers.
De uitdagingen die ngo’s al jaren aan de kaak stellen, gelden nog steeds: een stuitend gebrek aan transparantie en ondermaatse evaluaties van de sociale en milieu-impact van de financieringen. Rode draad door dit alles is een visie op “ontwikkeling” die vragen oproept. Zo is een belangrijke indicator van “ontwikkelingsrendement” voor BIO het creëren van jobs en groei, terwijl de milieu en sociale indicatoren een secundaire plaats innemen.
Bovendien vloeit 36% van de investeringen van BIO naar private equity fondsen. Deze fondsen maken gemiddeld 8 tot- 10 % winst, die terugvloeit naar de Belgische staat. Dergelijke hoge winstmarges zijn niet alleen bedenkelijk voor een actor van ontwikkelingssamenwerking, maar leiden ook vaak tot investeringen in sectoren die niet per se beantwoorden aan de grootste noden van de lokale bevolking.
Participatiefondsen steunen bijvoorbeeld uiteenlopende KMO’s of ondernemingen, ongeacht hun sociale impact of hun potentiële rol in het creëren van ontwikkelingseffecten. African Rivers Fund, dat op BIO-financiering kan terugvallen, investeert bijvoorbeeld in sectoren gaande van farmaceutische fabrikanten, over winkelketens, tot schoonmaakdiensten.
Werk aan de winkel
Er is dus werk aan de winkel om ervoor te zorgen dat BIO de doelstellingen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking helpt waarmaken in plaats van ze tegen te werken. We vragen een democratisch debat over BIO zodat het de mensenrechten respecteert en in samenhang met de rest van de Belgische “ontwikkelingssamenwerkingsactoren” handelt.
Publieke middelen gebruiken, vereist verantwoording en transparantieplicht aan de Belgische staat en belastingbetalers. Daartoe is een hervorming van de BIO-wetgeving cruciaal. In afwachting daarvan is de herziening van het Beheerscontract van BIO tegen 2024 de eerstvolgende kans om de investeringen van BIO beter in lijn te brengen met de doelstellingen van internationale solidariteit.
*We verwijzen hier soms naar termen ‘ontwikkeling’, ‘ontwikkelingsrendement’, of ‘ontwikkelingssamenwerking’. 11.11.11 pleit voor omzichtig gebruik van deze termen, aangezien deze (neo)koloniale machtsverhoudingen reflecteren. Vermits bepaalde terminologie zoals ‘‘ontwikkelingsimpact’’ nog zo breed gebruikt worden en om duidelijkheid over onze aanbevelingen te verzekeren, kiezen we ervoor deze termen tussen aanhalingstekens te plaatsen.
Femmy Thewissen en Kiki Berkers zijn beleidsmedewerkers bij 11.11.11. Amaury Ghijselings is coördinator van de Coalitie Tegen de Honger.