11 april 2019
Beet the system 2018 : Landbouw en klimaatverandering

Klimaat: boerenlandbouw of industriële landbouw? We hebben geen keus meer!

De Confédération Paysanne, een Franse vakbond voor boerenlandbouw en zij die er werkzaam in zijn

Menselijke activiteit is verantwoordelijk voor de klimaatverandering. De manier waarop we voedsel consumeren en produceren dragen een grote verantwoordelijkheid voor de ontwrichting. De landbouw is zelf verantwoordelijk voor 17% [1] van de totale uitstoot van broeikasgassen (BKG) wereldwijd. In Frankrijk kwam in 2011 20,6% van de uitstoot van BKG van de landbouw, die daarmee op de tweede plaats komt, na transport [2]. Tussen 44% en 57% van de totale uitstoot van broeikasgassen komt van het wereldwijde voedselsysteem. De VN-conferenties over klimaatverandering (COP) volgen elkaar op zonder dat er bindende overeenkomsten worden gesloten voor de staten. Tegelijkertijd komen er steeds meer "schijnoplossingen" bij. In de tussentijd hebben wij, landbouwers wereldwijd, last van het ontregelde klimaat: droogte, overstromingen en andere rampen, verlies van biodiversiteit, gezondheidsproblemen, landbouwexpertise en -praktijken die verloren gaan, volkeren die ontheemd geraken, enz. De Confédération Paysanne stelt dat de boerenlandbouw een antwoord biedt op de klimaatverandering, omdat ze respect heeft voor de natuur en de landbouwers die er dagelijks mee werken.

Agro-industriële systemen : een gevaar voor het klimaat

De industrialisering van de landbouw heeft een deel van de vervuiling veroorzaakt die verantwoordelijk is voor de klimaatverandering. Het huidige landbouwmodel baseert zich op een buitensporige toename van de geproduceerde hoeveelheid per landbouwer, om zich te integreren in het economisch model dat prioriteit geeft aan productie voor de internationale markten over het voeden van de bevolking.

Deze intensivering ging gepaard met een fenomenale daling van het aantal landbouwers. We zijn vervangen door een exponentieel toegenomen gebruik van chemische productiemiddelen. Deze intensivering heeft geleid tot het massale gebruik van fossiele brandstoffen voor de werking van landbouwmachines en voor het transport van producten over soms zeer grote afstanden. De industrialisatie van veeteelt heeft geleid tot een toename van de vervuilende uitstoot (methaan, overtollig mest, gier, stikstof, enz.). De intensivering van monoculturen heeft bijna alle humus vernietigd die zich doorheen eeuwen van boerenlandbouw had opgebouwd.

De industriële landbouwproductie brengt de grond in de handen van enkelen, en bevordert ontbossing overal ter wereld, waardoor belangrijke opnamepunten van koolstof worden vernietigd. Deze praktijken zijn de belangrijkste oorzaak voor de uitstoot van BKG door de landbouw. De belangrijkste rol van planten en landbouw is om suikers, vezels en eiwitten te produceren om mensen en dieren te voeden. De industrialisering heeft een deel van de landbouw gekaapt voor activiteiten die gepaard gaan met overconsumptie van fossiele brandstoffen.

De business van de schijnoplossingen

Een verandering van systeem is noodzakelijk. Maar de ontregeling van het klimaat biedt ook een opportuniteit voor industrie en multinationals om winst te maken. Ze grijpen het probleem aan om hun schijnoplossingen op te leggen, zoals GGO’s, herbiciden, biobrandstoffen, verschillende vormen van biotechnologieën en geo-engineering, die het klimaat trachten te "manipuleren”, nanotechnologieën enz. Climate Smart Agriculture (CSA) of klimaatvriendelijke landbouw is het symbool van deze schijnoplossingen. Het wordt voorgesteld als een nieuw product dat de klimaatcrisis zal vertragen, maar omvat alle technologieën en praktijken die landroof bewerkstelligen en ons afhankelijk maken van een industrieel model.

In dezelfde lijn als deze schijnoplossingen ligt het principe van compensatie, een belangrijk instrument in het klimaatbeleid. Dit principe kwam in de schijnwerpers te staan in het kader van de handel in koolstofemissies via bekende mechanismen zoals REDD (reductie van broeikasgasemissies ten gevolge van ontbossing en bosdegradatie). Er zijn ook enkele agrarische compensatieprojecten die zich inschrijven in de handel in koolstofemissies. In de Verenigde Staten werden duizenden hectaren grond herbestemd voor landbouw gericht op bodembehoud. In Mexico bouwde men 80 methaniseringsinstallaties voor varkens- en rundveemest, die de uitstoot van broeikasgassen door de industriële sector moeten compenseren.

Op die manier komen er geen strenge maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen effectief te verminderen. Het akkoord van Parijs onderschrijft compensatie als instrument om de klimaatcrisis te bestrijden. Vandaag hebben we het over CO2-neutraliteit, die gericht is op het in evenwicht houden van koolstofbronnen en -putten. Er is dus geen sprake van een drastische vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, maar in plaats daarvan tracht men het probleem op te lossen met "putten". Deze putten worden gezocht in bio-engineering zoals de BECCS (Bio-Energy with Carbon Capture Storage) en in de natuur, zoals in bossen of de grond. Landbouwgronden worden dus boekhoudinstrumenten voor de uitstoot van broeikasgassen, wat niet zonder gevolgen zal blijven voor ons en onze praktijken.

"Koolstofvastlegging" is een grote uitdaging voor de landbouw in de context van het klimaatvraagstuk. Iedereen is het erover eens: we moeten CO2 in de bodem opvangen en koolstofvoorraden verbeteren. Het initiatief "4 per 1000" vormt het symbool van deze uitdaging. Maar de afwezigheid van een kader laat het veld open voor vele mogelijkheden. Dit zou al snel als voorwendsel kunnen worden gebruikt om landbouwpraktijken te ontwikkelen die in strijd zijn met onze doelstellingen. Het is niet ondenkbaar dat ons praktijken worden opgelegd die als deugdzaam worden beschouwd omdat ze CO2 opvangen. Dat zagen we gebeuren in Frankrijk, waar een agromilieumaatregel (MAE) werd ingevoerd met het "etiket" 4 per 1000, die landbouwers recht gaf op overheidssteun wanneer ze hun grond gebruikten voor bodembeschermende landbouwpraktijken. Maar de bepalingen van deze MAE houden geen rekening met het toegenomen gebruik van herbiciden (zoals glyfosaat). Op die manier wordt CO2 opgeslagen zonder rekening te houden met andere schadelijke gevolgen.

Boeren en boerinnen, wij zijn de eerste slachtoffers

Waterschaarste, toegenomen droogte, meer overstromingen en dramatische weersomstandigheden richten vaak onherstelbare schade aan. De vernietiging van gewassen en productiemiddelen is niet langer een fenomeen. Klimaatverandering leidt ook tot verandering in biologische cycli en biodiversiteit. Daardoor wordt het steeds moeilijker voor ons om aan landbouw te doen, en zien we ons gedwongen om ons aan te passen aan een ontregelde seizoenskalender. In de wijnbouw of boomkwekerij in Frankrijk bijvoorbeeld stelt men vast dat de oogstdata en de bloeiperiode steeds vroeger vallen, waardoor het risico op laattijdige voorjaarsvorst toeneemt. Temperatuurswijzigingen veroorzaken een verandering in de (fyto-)sanitaire omstandigheden van gewassen, waardoor de teelt steeds moeilijker wordt. Het wordt steeds moeilijker om de irrigatie van gewassen en de voorziening van drinkwater in de veeteelt te garanderen. Tot slot worden ook mariene activiteiten zoals mosselkwekerijen of zoutmeren vaak sterk getroffen door de klimaatverandering, die verantwoordelijk is voor de stijging van het gemiddelde zeepijl en de vaker voorkomende stormen. Al deze veranderingen zorgen ervoor dat landbouwpraktijken moeten evolueren. Het uitblijven van technische oplossingen of opportuniteiten om het landbouwstelsel te veranderen bij gebrek aan financiële middelen maakt het soms erg moeilijk om deze evoluties te bewerkstelligen.

Voor een echt alternatief vopor klimaatverandering : boerenlandbouw

De militanten van de Confédération Paysanne hebben in 1998, binnen de FADEAR (federatie van verenigingen voor de ontwikkeling van werkgelegenheid in de landbouw en op het platteland), een politiek project voor boerenlandbouw uitgewerkt rond zes thema’s. De bedoeling was om de landbouw te laten evolueren richting eerlijkere technische, economische en maatschappelijke keuzes. Op die manier wordt boerenlandbouw een middel om het hoofd te bieden aan de klimaatcrisis.

Het behoud van het milieu, de biodiversiteit en het erfgoed zijn prioriteiten waarmee landbouwsystemen rekening dienen te houden. Het doel van de boerenlandbouw is om het natuurlijke milieu te behouden en de beschikbare middelen te gebruiken. Er wordt gebruik gemaakt van wisselteelt van gewassen met uiteenlopende eigenschappen en agronomische eisen. Deze biodiversiteit maakt het zo mogelijk om op natuurlijke wijze te strijden tegen parasieten en de vervuiling van gewassen. Boerenlandbouw zoekt veehouderij-, teelt- en productiemethoden die de vruchtbaarheid van de bodem behouden of zelfs verbeteren, en gericht zijn op een grotere autonomie van boerderijen en landbouwers. Bij deze methodes worden weinig of geen synthetische middelen (meststoffen en pesticiden) gebruikt. Daarnaast wordt er ook gewaakt over het beheer van de ruimte: het onderhoud van hagen, onderhoud en ontwikkeling van landschapsstructuren en niet in cultuur gebrachte natuurgebieden, enz. De beperkte grootte van de kuddes laat toe om graslanden en weidegronden met bomen te onderhouden, wat koolstofputten zijn. Lichte bodembewerking verlaagt het verbruik van fossiele brandstoffen per hectare aanzienlijk. Bovendien is het behoud van watervoorraden een cruciale uitdaging in de context van de klimaatverandering: kleinschalige landbouw, maakt het mogelijk om de impact op deze essentiële hulpbron zoveel mogelijk te beperken, dankzij zuinige systemen en het gebruik van natuurlijke biologische cycli. Tot slot moedigt de sterke verankering in de plaatselijke economie een herlokalisatie van de productie aan, wat cruciaal is om de klimaatcrisis het hoofd te bieden.

Nee aan schijnoplossingen, Ja aan Boerenlandbouw!

De Confédération Paysanne is gekant tegen alle schijnoplossingen die slechts de belangen dienen van een minderheid ten koste van de bevolking en hun vermogen om in hun eigen voedsel te voorzien zoals biobrandstoffen, GGO’s, handel in koolstofemissies, schaliegas, enz.

  • De vestiging van veel boer.inn.en is onmisbaar voor het behoud en de ontwikkeling van de boerenlandbouw. Hiertoe dienen gronden prioritair beschikbaar te worden gesteld voor de oprichting van boerderijen op mensenmaat. We moeten een einde maken aan het overmatige uitdijen van verstedelijking en infrastructuur ten koste van landbouwgronden, die maar al te vaak gebruikt worden voor energie-intensieve en vervuilende projecten (luchthaven, fabrieksboerderij, winkelcentrum, enz.). Dit brengt onherstelbare schade toe aan ons vermogen om het hoofd te bieden aan de ontregeling van het klimaat.
  • De landbouw heeft een echt landbouw- en voedselbeleid nodig! In plaats daarvan sluit het GLB (gemeenschappelijk landbouwbeleid) bepaalde spelers uit, en ontbreekt het aan doeltreffende regelgevingsmechanismen. De effecten voldoen niet aan de verwachtingen inzake maatschappelijke, voedsel- en ecologische uitdagingen. Om klimaatverandering het hoofd te bieden, moet het GLB veel ambitieuzer zijn en steun bieden aan alternatieven en aan een agroecologische transitie op het platteland die het mogelijk maakt om een systeemverandering af te dwingen!
  • Dit alles is enkel mogelijk als de vrijhandel stopt. De akkoorden die onderhandeld werden of die momenteel het voorwerp van onderhandelingen uitmaken, geven landbouw en voeding over aan het meest ongebreidelde liberalisme. Deze akkoorden doen afbreuk aan het overheidsbeleid, dragen bij aan de ontmanteling van landbouwsectoren en zijn nefast voor de voedselsoevereiniteit van de bevolking. De gevolgen van een geglobaliseerde landbouw zijn zeer schadelijk voor het milieu en het klimaat. Er moet een herlokalisatie van de systemen plaatsvinden.

Boerenveeteelt

Veeteelt wordt vaak vermeld in debatten over klimaatverandering als een belangrijke oorzaak van deze verandering. Zo wordt het een centraal gegeven in de gestelde eisen, met name wanneer men het heeft over wijzigingen in voedingspatronen. Vaak stelt men dat we, met het oog op de strijd tegen klimaatverandering, geen vlees meer zouden mogen eten. De geïndustrialiseerde, intensieve veeteelt is inderdaad zeer schadelijk voor het klimaat. Ze is verantwoordelijk voor aanzienlijke vervuiling, onderhoudt een agronomisch systeem dat volledig los staat van natuurlijke cycli, speelt een rol in een energie-intensief economisch systeem en produceert voedingsmiddelen van lage kwaliteit. Al deze dynamieken versterken de klimaatverandering en maken de bijbehorende risico’s groter. Toch moet dit soort veeteelt absoluut onderscheiden worden van kleinschalige veeteelt, waarbij dieren voornamelijk met gras gevoed worden, en die zich vaak inschrijft in een landbouwkundige kringloop die de voorkeur geeft aan polycultuur-veeteelt. Deze veeteelt vormt dan ook een onmisbaar onderdeel van boerenlandbouw, en draagt bij aan diens autonomie door het gebruik van synthetische meststoffen te beperken. In de landbouw is het niet mogelijk om de grond te voeden zonder vee als men een kleinschalige en agro-ecologische akkerbouw wenst. Het klopt zeker dat de voedingspatronen in westerse landen te veel vlees bevatten in verhouding tot wat nodig is: vermindering van de vleesconsumptie in deze landen is een noodzaak.

Deze vermindering moet echter gepaard gaan met een verandering in de manier waarop er aan veeteelt wordt gedaan: desintensivering, ondersteuning van boerenlandbouw praktijken, enz. Het volledig verdwijnen van veeteelt is niet mogelijk als we boerenlandbouwpraktijken willen behouden en ontwikkelen. We moeten ook de biotechindustrie niet in de kaart spelen. Die zou niet liever willen dan dat het maatschappelijk middenveld de weg vrijmaakt voor de invoering van (plantaardige of synthetische) vleesvervangers die geen veeteelt behoeven. Hoewel we erkennen dat het nodig is om de hoeveelheid vlees in onze voeding te verminderen, blijven we boerenveeteelt verdedigen. Deze komt namelijk tegemoet aan de vereisten door te waken over de goede omstandigheden van de veeteelt, de kwaliteit van producten en de omgeving.


Opmerkingen

[1Bron: Dossiers voor Duurzame Ontwikkeling

[2Bron: Ministerie van Milieu